top of page
 
De Werkgroep Bryologie en Lichenologie (WBL) is de werkgroep voor mossen- en korstmossenonderzoek in Vlaanderen. Regelmatig organiseren wij excursies waarbij het determineren en inventariseren van deze groepen centraal staat. Op deze activiteiten zijn zowel beginners als kenners van harte welkom. Verder verricht WBL onderzoek naar deze miniatuurnatuur en delen we onze kennis met éénieder die erin geïnteresseerd is.
 

Het is geen sinecure om een excursie te organiseren waar zowel mossen- als korstmossenliefhebbers aan hun trekken kunnen komen, maar met de “Anciennes Carrières de Maffle” meenden we hier toch aan tegemoet te komen. Het betreft een klein natuurreservaat, dat een voormalige groeve van blauwe hardsteen, of de petit granit herbergt. Er is zelfs een klein museumpje over deze industrie op de site geïnstalleerd. Blauwe hardsteen is een Devonische kalkgesteente die in het Brabantse landschap ten zuidoosten van Brussel (tussen Soignies en Doornik) dagzoomt. De focus van de excursie lag dan wel op bossen rond de steengroeve (vooral rond de groeve van de Ancienne Carrière Rivière), toch werd eerst halt gehouden bij een grote Noorse Esdoorn (Acer Platanoides) met karakteristieke epifyten zoals o.a. Gewoon zijdemos (Homalothecium sericeum) en Knikkersterretje (Syntrichia papillosa). Wat verder werd de muur van blauwe hardsteenblokken met betonafdekking bekeken en hier noteerden we o.a. Barbula sardoa, dit is een soort verwant aan Gewoon smaragdsteeltje (B. convoluta) maar dan met opvallend dwarsgegolfde blaadjes. Verder vonden we op de muur een 10-tal soorten waaronder muurknikmos (Bryum radiculosum), Voegenmos (Gyroweissia tenuis) en Gesteelde haarmuts (Orthotrichum anomalum). Het meest – voor de bryologen – interessante deel van het gebied was echter een ruderaal eiken-haagbeukenbos ten noorden van de Carrière de Rivière met daarin verspreid achtergelaten blauwe hardsteenblokken, wat een gevarieerde reeks schaduwrijke micro-habitats opleverde. Opmerkelijke soorten waren mooi ontwikkeld Groot touwtjesmos (Anomodon viticulosus), Struikmos (Thamnobryum alopecurum), Spatelmos (Homalia trichomanoides), Slank snavelmos (Rhynchostegiella tenella) en Penseeldikkopmos (Sciuro-hypnum populeum). Soorten die in de Brabantse leemstreek niet algemeen zijn, maar die hier door de aanwezigheid van rotssubstraat toch het geschikte milieu vinden.



Het Kravaalbos hadden we al eens eerder bezocht met de Antwerpse Mossenwerkgroep, bij barre weersomstandigheden, maar toch hadden we toen voldoende gezien om te weten dat dit een topgebied is.


En opnieuw waren de weergoden ons niet goed gezind, de heenrit verliep in een druilerige regen en dreigende wolken zouden ons de hele dag vergezellen. Bij de start van de wandeling hield de regen gelukkig op. We doken eerst een bronbosje in, met typische soorten als Gewoon diknerfmos (Cratoneuron filicinum), Beekdikkopmos (Brachythecium rivulare) en mooi kapselend Gesnaveld boogsterrenmos (Plagiomnium rostratum).


De weg naar het Kravaalbos leidde ons eerst langs enkele maïsakkers. Ze waren bezaaid met rozetten van Mariadistel (Silybium marianum), een nieuwe invasieve exoot ? Op een steilkantje langs de weg groeide Klein gezoomd vedermos (Fissidens viridulus) met Parelmos, één rijp kapsel bleek voldoende om er Gewoon parelmos (Weissia controversa) van te maken. Joost zag hier ook Klein snavelmos (Oxyrrhynchium pumilum).


De rand van een met mosterd ingezaaide akker was een echte speeltuin voor wie van akkermossen houdt: massaal Gerand blaasjesmos (Sphaerocarpos texanus), vergezeld van landvorkjes, Gewoon en Smal landvorkje (Riccia glauca en R. warnstorfii).


We doken het bos in, waar massaal sneeuwklokjes bloeiden. Op de essen konden we nogal wat epifyten noteren, maar enkel soorten die we tegenwoordig “gewoon” noemen. Ondertussen was het etenstijd geworden, maar we besloten onze honger nog wat te verdringen omdat de buien niet lang meer op zich zouden laten wachten en we gingen verder richting “Het Walleken” waar we vorige keer mooie kwelplekken gezien hadden met veel veenmos.


Aan het beekje hielden we even halt bij een oud stuwtje, waar we, net als vorige keer, Kalkvedermos (Fissidens dubius) en Slank snavelmos (Rhynchostegiella tenella) aantroffen. Wat later bereikten we ons einddoel met de veenmossen. Dominante soort was Gewoon veenmos (Sphagnum palustre), met hier en daar Gewimperd (S. fimbriatum) en Slank veenmos (S. flexuosum). Moerasveenmos (S. subsecundum) konden we niet terugvinden, wat we inzamelden bleek allemaal Amfibisch veenmos (S. inundatum) te zijn.


De honger kreeg de bovenhand en we keerden terug naar het beginpunt, waar we “bij Stinne” onze honger stilden. We waren net overeengekomen welke plek we nog zouden bekijken toen het water met bakken uit de lucht begon te vallen. We hielden het dan maar voor bekeken.

Voor ons traditionele nazomerweekend hadden we weer gekozen voor Noord-Frankrijk, ditmaal de Argonne, een streek die vooral bij vogelliefhebbers gekend is voor zijn vele (viskweek)vijvers.

Drie bryologen waren al op woensdagmiddag ter plaatse en bezochten een deel van het Forêt de Beaulieu in Beaulieu-en-Argonne. Daar viel al snel de rijke epifytenbegroeiing op: we hadden al bijna onmiddellijk drie roestmossen te pakken: Helmroestmos (Frullania dilatata) Flesjesroestmos (F. tamarisci) en Bros roestmos (F. fragilifolia). Ook andere, bij ons zeer zeldzame epifyten bleken daar algemeen: Klein tuitmos (Microlejeunea ulicina), Eekhoorntjesmos (Leucodon sciuroides), Glad en Groot kringmos (Neckera complanata en N. crispa). Op de boswegen stond veel Nerfloos eendagsmos (Ephemerum serratum).

Donderdagvoormiddag, de eigenlijke start van het weekend, bezochten we het Forêt domaniale de Haute Chevauchée in Varennes-en-Argonne. De mooiste vondsten hadden we daar in een diep dal waarin een klein beekje liep, bezaaid met zandsteenfragmenten. Deze waren volop begroeid met minuscule mosjes als Klein beekvedermos (Fissidens pusillus) en Lancetbeeksterretje (Dichodontium flavescens).

Na de middag trokken we naar een kalkrijk beekdal, “La Boussogne” in het Bois de Cheppy. In het beekje zelf vonden we watermossen als Beekmos (Plathypnidium riparioides) en Waterpluis-draadmos (Hygroamblystegium tenax). Op de oevers en in het bos waren typische kalkmossen present als Bol gladkelkje (Leiocolea badensis), Groot en Klein touwtjesmos (Anomodon viticulosus en A. attenuatus) en Ongezoomd sterrenmos (Mnium stellare). Leo vond nog een mooie populatie Weerhaakmos (Antitrichia curtipendula) op een wintereik.

Vrijdag trokken we naar het Forêt domaniale de Lisle vlakbij Belval-en-Argonne. Dat bleek weer een epifytenfestijn, alle bomen waren rijkelijk begroeid met Kringmossen (Neckera spec.) – ook Klein kringmos (N. pumila) – Groot touwtjesmos (Anomodon viticulosus), Roestmossen (Frullania spec.), Gewoon schijfjesmos (Radula complanata), Boomvorkje (Metzgeria furcata) en Gewoon pelsmos (Porella platyphylla). Maar die overdaad ging snel vervelen en we trokken terug naar het dorp waar we nog samen met onze collega’s-lichenologen konden lunchen.

Na de middag gingen we een van de vijvers bekijken die periodiek worden drooggezet. We hoopten daar was speciaals te kunnen ontdekken, maar de vijver stond helaas al te lang blank zodat we ons moesten troosten met soorten als Groot nimfkruid (Najas marina) en als kers op de taart het bezoek van de boswachter die ons een half uur aan het lijntje hield met alles behalve opwekkende verhalen over het natuurbeleid in de streek.

Om de dag nog goed te maken gingen we nog naar het nabijgelegen Bois du Détrapié in Lisle-en-Barrois, waar we dezelfde epifytenrijkdom vonden als ’s morgens met opnieuw Weerhaakmos (Antitrichia curtipendula) en ook wat soorten van dood hout: Geklauwd pronkmos (Herzogiella seligeri) en het fraaie levermosje Krulbladmos (Nowellia curvifolia).

Zaterdag brachten we de voormiddag door in een ander deel van het Forêt de Beaulieu. Veruit de interessantste plek was een holle weg met steile leemwanden, rijkelijk met (lever)mossen begroeid: Buidelmossen (Calypogeia spec.), Nerflevermos (Diplophyllum albicans), Lichtrandmos (Jungermannia gracillima) en zelfs een hauwmos: Geel hauwmos (Phaeoceros carolinianus). Dreigende onweerswolken maakten echter dat het te donker werd om mooie vondsten te doen en we besloten na een snelle lunch aan de auto maar huiswaarts te trekken.

Misschien hebben we de interessantste plekken niet gezien, maar we kwamen allen tot de slotsom dat de Argonne ongetwijfeld een zeer mooie streek is, maar dat er in onze eigen Ardennen veel rijkere plekken zijn op mossengebied en dat bovendien veel korter bij.

bottom of page