top of page

Atlasproject provincie Antwerpen

Diederich & Sérusiaux (2000) publiceerden een checklist van de lichenen en lichenicole fungi van België, Luxemburg en Noord-Frankrijk. Zij geven voor dit gebied een overzicht en verspreidingsgegevens van alle tot dan toe gevonden taxa per fytogeografisch district. Deze gegevens zijn zowel gebaseerd op betrouwbare publicaties en rapporten als op bronnen en ongepubliceerde gegevens waarbij ze van elke hierin genoemde soort één of meer collecties van de betreffende auteur bekeken hebben. Zo kunnen ze een onderscheid maken tussen taxa die zeker in het gebied aanwezig zijn (1151 soorten) en soorten waarvan de aanwezigheid onzeker is omdat hiervan bv. elk herbariummateriaal ontbreekt (252 soorten). Door deze manier van werken is dit een uiterst belangrijke publicatie.Vlaanderen komt uit deze checklist naar voor als een eerder soortenarme regio (tabel 1). In totaal worden uit al de Vlaamse districten samen 309 taxa vermeld, waarvan er 40 als verdwenen beschouwd worden. Een probleem is nochtans het Brabants district dat zich zowel over Vlaanderen als Wallonië uitstrekt. In 2000 waren dus maximaal 269 taxa van Vlaanderen (en het Waalse gedeelte van het Brabants district) gekend (23,37% van het totaal aantal geaccepteerde taxa uit het door de checklist bestreken gebied). De aanwezige soorten variëren hierbij, zoals meestal het geval is, eerder tussen uiterst tot vrij zeldzaam dan tussen vrij algemeen tot zeer algemeen (tabel 1). 

In 2003 bleek het Vlaamse beeld geschetst door Diederich & Sérusiaux (2000) niet (meer) te kloppen met de eerste prospecties in het veld. Zo vonden Van den Broeck (2003a) en Van den Broeck et al. (2003) in het Vlaams district op 10 kerkhoven en een gebied met voormalige kleiputten (Terhagen - Rumst) 53 soorten die niet in de checklist voor dit district waren opgegeven. En in het Vlaamse gedeelte van het Brabants district vonden Van den Broeck et al. (2003b) en Ertz (2003) samen in datzelfde jaar nog 44 soorten nieuw voor dit gedeelte van dit district. Uit deze vaststellingen groeide het idee voor een atlasproject van de lichenen in Vlaanderen. Het startsein voor dit project werd gegeven in september 2003 en beperkt zich momenteel tot de provincie Antwerpen. 

 

Methode en bestudeerd gebied

 

Het grondgebied van de provincie Antwerpen strekt zich uit over een oppervlakte van 2867 km². Fytogeografisch zijn er drie districten te onderscheiden: het Maritiem, het Vlaams en het Kempens district. Het grondgebied omvat 223 IFBL-uurhokken. Honderdzevendertig van deze hokken liggen volledig binnen de provinciegrens en van de overige 86 hokken ligt een zeer klein tot zeer groot deel in één of meer andere Belgische provincies (Vlaams-Brabant, Limburg en/of Oost-Vlaanderen) of in Nederland. De delen van die kilometerhokken die in een andere provincie of in Nederland liggen inventariseren we niet. Een volledig uurhok wordt meestal gedurende een dag geprospecteerd. Vooraf  selecteren we op de stafkaart en via het internet (Google Earth, website Natuurpunt, …) een aantal mogelijks interessante gebieden: kerken, kerkhoven, kapelletjes, parken, natuurgebieden (bossen, heide, …). Ter plaatse kijken we ook rond en houden we halt aan veelbelovende locaties, voornamelijk rijk begroeide bomen en populierenaanplantingen. Op elke locatie maken we ofwel een volledige lijst van alle soorten ofwel noteren we enkel die soorten die we niet eerder die dag aantroffen. Bij de determinatie in het veld gebruiken we chemicaliën (bleekwater, kaliumhydroxide en parafenyleendiamine). Steeds wordt ook, indien mogelijk, materiaal verzameld van onzekere of nieuwe taxa. Dit materiaal wordt thuis nagekeken en bewaard in privéherbaria. Alle waarnemingen voeren we in een Accesdatabase in. Pas sinds begin 2008 noteren we ook systematisch het voorkomen van lichenicole fungi. Een volledig uurhok wordt als afgewerkt beschouwd als er minstens 70 lichenen en lichenicole fungi binnen dat hok aangetroffen werden. Dit betekent niet dat we de excursie afbreken als we aan dit getal aanbeland zijn. Deze berekening gebeurt nadien. Hokken die slechts gedeeltelijk binnen de provinciegrens gelegen zijn worden als afgewerkt beschouwd indien daar een evenredige hoeveelheid taxa werden gevonden volgens volgende berekeningswijze: 0,1- 25% van het hok binnen de provinciegrens: minstens 14 taxa; 25,1-50%: minstens 28 taxa; 50,1-75%: minstens 42 taxa en 75,1-99,9%: minstens 56 taxa. De naamgeving volgt de voortdurend actueel gehouden checklist, te vinden op het internet (www.lichenology.info). Een stand van zaken en resultaten wordt regelmatig gepubliceerd in Muscillanea. 

Geciteerde literatuur

 

Diederich P. & Sérusiaux E. (2000) – The Lichens and Lichenicolous Fungi of Belgium and Luxembourg. An Annotated Checklist. Luxembourg, Musée National d’Histoire Naturelle.

Diederich P., Ertz D., Stapper N., Sérusiaux E., Van den Broeck D., van den Boom P. & Ries C. (2009) – The lichens and lichenicolous fungi of Belgium, Luxembourg and northern France. - URL: www.lichenology.info.

Ertz D. (2003) – Contribution à l’étude de la flore lichénique du district brabançon belge. Dumortiera 81: 81-84. 

Van den Broeck D. (2003a) – Waar men gaat langs Vlaamse wegen komt zelfs een beginner veel lichenen tegen. Een onderzoek van 10 Vlaamse kerkhoven. Muscillanea 22: 11-19.

Van den Broeck D. & Aptroot A. (2003) – De korstmossen van Pepingen en omgeving (Vlaams-Brabant, België): een verkenning. Muscillanea 23: 6-17.

Van den Broeck D. (2003b) – Het kerkhof van Mechelen en de kleiputten van Terhagen, bekeken door een deskundige bril. Muscillanea 23: 32-41.

bottom of page