top of page
 
De Werkgroep Bryologie en Lichenologie (WBL) is de werkgroep voor mossen- en korstmossenonderzoek in Vlaanderen. Regelmatig organiseren wij excursies waarbij het determineren en inventariseren van deze groepen centraal staat. Op deze activiteiten zijn zowel beginners als kenners van harte welkom. Verder verricht WBL onderzoek naar deze miniatuurnatuur en delen we onze kennis met éénieder die erin geïnteresseerd is.
 

De laatste lichenenexcursie van de VWBL in 2016 vond plaats op 5 november. Het betrof een excursie in het kader van het Atlasproject provincie Antwerpen. In het uurhok C5.37 hadden we in het verleden al 56 soorten gevonden op de kerk van Sint-Jozef-Olen en in het natuurgebied de Zegge. Nu wensten we deze lijst verder aan te vullen met een bezoek aan de kerk annex kerhof van Onze-Lieve-Vrouw-Olen, het natuurgebied Mossselgoren, een zandvlakte gelegen tegenover het bedrijf Umicore en enkele laanbomen. Met acht deelnemers vertrokken we aan de kerk van Sint-Jozef-Olen op een droge maar eerder kille dag (10°C) op zoek naar de ingang van het natuurgebied Mosselgoren. Op de website hadden we gelezen dat die zich bevond in de Haverbeemden. Dit bleek een weg langsheen het kanaal met talrijke goed geëxponeerde jonge en oude Quercus robur, Q. rubra, Acer en zelfs één Fraxinus excelsior. Deze oportuniteit konden we niet zo maar aan ons laten voorbij gaan.

Foto 1: Geen enkel boompje ontsnapte aan onze aandacht (foto Daniel De Wit)

Een grondige exploratie van een deel van deze bomen was goed voor 51 streepjes op de lijst (48 lichenen en 3 lichenicole fungi). Met soorten als Lecanora muralis, L. dispersa, Caloplaca citrina, Physcia caesia, P. dubia en Rinodina oleae kenmerkte de boomvoet zich door een sterk nitrofytisch flora. Waarschijnlijk zijn deze voeten een paradijs voor plassende honden. Maar ook hoger op de stam konden maar drie acidophyten genoteerd worden: Lepraria incana, Evernia prunastri en de eerder zeldzame Trapeliopsis granulosa.

Foto2: Peltigera rufescens (foto Karl Hellemans

De grond tussen de bomen zorgde voor verrassingen met Cladonia humilis, Peltigera didactyla en P. rufescens. Toen we klaar waren bleek het al half twaalf te zijn. Eenmaal aan het gebied zelf aangekomen bleek dit lichenologisch niet direct veel belovend te zijn. En omdat enkele van de deelnemers ons maar tot de middag konden vergezellen besloten we het gebied links te laten liggen en op zoek te gaan naar een een café waar we onze boterhammen konden nuttigen. Na de maaltijd en omdat we ons intussen toch al in Onze-Lieve-Vrouw-Olen bevonden reden we naar de kerk. Eerst inventariseerden we de bakstenen kerkmuur. De kerk zelf was schoon gemaakt en het kerkhof bleek ook geen hoogvlieger. Weinig oude graven kon men er aantreffen. Maar dankzij een granieten gedenksteen (met onder meer Acarospora rufescens, Buellia aethalea, Lecanora polytropa en Scoliciosoprum umbrinum) en een betonnen kruisbeeld konden we toch nog een aantal soorten aan ons lijstje toevoegen. Na het kerkhof trokken we naar een zandvlakte tegenover Umicore. Het was wel even zoeken voor we de juiste locatie haddden gevonden. Meest opvallend was de talrijke aanwezigheid van Diploschistes muscorum, Placynthiellla uliginosa en Stereocaulon vesuvianum, de laatste zowel op steen als rechtstreeks op de grond. Tot slot verkenden we nog de talrijke eiken in de Draaivennen maar daar was niets op te beleven. Uiteindelijk konden we toch nog 46 soorten aan de lijst van uurhok C5.37 toevoegen. Een uurhok met 102 soorten zit boven de goeie middelmaat. Zeker als we kijken naar het aantal epifyten.



Wat verleden jaar al had moeten doorgaan maar wegens onvooorziene omstandigheden afgelast werd stond dit jaar op 15 oktober opnieuw op het programma: een zoektocht naar lichenen en lichenicole fungi in het Groot Schietveld (Foto Karl Hellemans). Niet dat hier nog niet deze organismen gekeken was. De afgelopen jaren werd door Ludo nagenoeg het ganse gebied intensief bezocht met als resultaat 125 soorten. Zouden we hier op één enkele dag een aantal taxa aan kunnen toevoegen? Dat was de uitdaging. Daarnaast wensten we de pareltjes die Ludo al voor ons had gevonden ook eens met onze eigen ogen te aanschouwen. Met elf speurders vertrokken we op 15/10/2016 onder een druilende motregen naar onze eerste zoekplaats. In een stukje heide konden we op de grond en enkele al dan niet omgevallen bomen de hand leggen op 25 soorten. Een soort Cladonia (bekermos) zou nieuw kunnen zijn en werd daarom meegenomen voor verder onderzoek. Het bleek spijtig genoeg gewoon C. furcata (gevorkt heidestaartje) te zijn. Er werd druk gediscuteerd over de morfologische verschillen tussen Cladonia rei (vals kronkelheidestaartje) en C. subulata (kronkelheidestaartje. Maar om absoluut zeker te zijn (C. subulata is UV negatief en C. rei UV + wit) werd ook hiervan een stukje verzameld. Na belichting onder UV bleek het exemplaar, net als alle andere meegenomen exemplaren, negatief te reageren. Op een boomvoet konden we de eerste exemplaren van Cladonia incrasata (turflucifer) bestuderen. Deze had geen podetia maar was toch gemakkelijk te herkennen aan de kleine overvloedig soredieuze blaadjes. Omdat een aantal deelnemers maar tot de middag tijd hadden om ons te vergezellen werd besloten eerst naar de grootste bijzonderheden te gaan kijken. Dat was een hele tocht langs verschillende afsluitbomen. Bedankt Paul en Ludo voor het telkens openen en terug sluiten. Intussen had de regen ons verlaten waar we zeker niet rouwig om waren. Op onze volgende locatie, een gemengd bos, konden we bijna onmiddelijk de hand leggen op Clypeococcum hypocenomycis, een lichenicole fungus op Hypocenomyce scalaris (gewoon schubjesmos), en onze eerste nieuw soort voor het Groot Schietveld. Daarnaast konden we Cladonia digitata (vertakt bekermos) met bekers bewonderen alsook een eigenaardige staafvormige Cladonia met rozige apothecia die we niet direct konden thuisbrengen. Meenemia dus. Het bleek fertiele Cladonaia subulata, een zeldzaam verschijnsel. Ook Cladonia incrassata was hier van de partij maar dan overvloedig fertiel. Enkele slagbomen verder konden we een fertiele en gezonde populatie van Cladonia cariosa (knobbelig heidestaartje) bewonderen. Deze soort is verre van een alledaags verschijnsel. Op de website met verspreidingsgegevens van de lichenen in België wordt dit taxon vermeldt als extreem zeldzaam in het Kempens district. Op een oude tank vonden we nog een grote bijzonderheid onder de vorm van Stereocaulon pileatum (staafkorrelloof). Deze is ook nieuw voor het Groot Schietveld en nog maar de tweede vondst in de provincie Antwerpen. Na het nuttigen van de meegebrachte boterhammen in een plaatselijk café togen we weer aan het werk. Op een tweede heideveldje konden we met Cladonia humilis (frietzakbekermos) en C. zopfii (ezelspootje) ons lijstje Cladonia’s nog wat verder aanvullen terwijl twee andere grondbewoners Cetraria aculeata (kraakloof) en Cladonia crispata (open heidestaartje) op onze volgende locatie, een voormalige stuifzandheuvel, konden genoteerd worden. Dan was het tijd om nog wat gesteente onder de loupe te nemen. Op de bakstenen van een oud gebouwtje, gekend onder de naam Tribune T1, werd ons lijstje weer wat langer, met zelfs een nieuwe soort voor het gebied: Diplotomma alboatrum (gewone cementkorst). Op de middenweg, onze derde heideveldje van die dag, speurden we ijverig naar Cladonia phyllophora (randstapelbekertje) en C. verticilata (stuifzandstapelbekertje) die daar door Ludo bij een vorig onderzoek gespot waren. Van het eerste taxon was geen spoor te bekennen. Gezien het vrij hoog opgeschoten gras is dit niet zo verwonderlijk. Een beker met 6 etages en wat grondblaadjes werden verzameld om met zekerheid uit te maken of het hier het tweede taxon betrof en dit bleek na onderzoek ook zo te zijn. Om af te sluiten bestudeerden we nog twee kapot geschoten bunkers waarop we totaal onverwacht het grootst aantal soorten nieuw aantroffen voor het Groot Schietveld: Billimbia sabuletorum (mosvreter), Candelariella medians (gelobde geelkorst), Diploschistes muscorum (duindaalder), een lichenicole fungus op Cladonia, en Leptogium turgidum (muurzwelmos). Dit hoeft ons niet te verwonderen aangezien Ludo deze bunkers ook zelf nog niet eerder bekeken had. Veel nieuwe soorten (7) hebben we aan de reeds lange lijst van het Groot Schietveld niet kunnen toevoegen. Maar na het intensieve speurwerk van Ludo hoeft dit ons niet te verwonderen. De meeste soorten konden echter ook terug gevonden worden wat ook een belangrijk gegeven is. Hebben we nu alle soorten gespot? Zeker niet. Als we de lijst bekijken zijn er zeker nog heel wat algemene soorten die ontbreken, zowel op steen als op schors (bv. Anisomeridium polypori (schoorsteentje), Arthonia spadicea (amoebekorst), Lecania cyrtella (boomglimschoteltje), L. naegelii (rookglimschoteltje), Porina aenea (schorsolievlekje), Pseudoschismatomma rufescens (verzonken schriftmos), Rinodina oleae (donkerbruine schotelkorst), ...). Bovendien staat de natuur nooit stil en kunnen er zich de komende jaren altijd extra soorten vestigen. Met dank aan Ludo en Paul om ons in het Groot Schietveld rond te gidsen en voor de interessante uitleg over het gebied.

Deelnemers (lichenologen): Angèle de Bruyckere, Daniel de Wit, Jean-Pierre Duvivier, Filip Fleurbay, Ali Klinkhamer, Jun Li, Bernadette Mora, Jan Ryde, Dries Van den Broeck, Klaas van Dort, Geert Van Hulle, Leo Vanhecke, Micheline Wegh

Ons jaarlijks bryologisch-lichenologisch weekend vond plaats in Picardië, meer bepaald in het departement Aisne. Het studiegebied is dun bevolkt en kenmerkt zich door uitgestrekte akkers doorsneden door oude loofbossen. Hier en daar komt kalksteen aan de oppervlakte. De streek is ook rijk aan kalkhoudende moerassen. Vertrekplaats van de excursies was de Camping Du Moulin te Aizelles. Tijdens ons verblijf werden alle logeermogelijkheden van de streek uitgeprobeerd. De dappersten verbleven in een tent, de iets minder dapperen in een mobilhome of stacaravan, nog anderen in een gite terwijl de luxepaarden van onze groep zich geïnstalleerd hadden in een hotel te Laon of in een maison d'hôtes.

groepsfoto met twaalf van de zestien deelnemende bryo-en lichenologen (foto Dries Van den Broeck).

Foto 1: groepsfoto met twaalf van de zestien deelnemende bryo-en lichenologen (foto Dries Van den Broeck).

Veertien locaties werden tijdens het weekend bezocht: twee op donderdag, zeven op vrijdag, drie op zaterdag en twee op zondag. Een uitgebreid verslag met soortenlijst verschijnt in Muscillanea. In totaal werden 202 taxa (187 lichenen en 15 lichenicole fungi) aangetroffen. Op de eerste excursie donderdag in het Marais de Liesse-Notre-Dame, een galigaanmoeras, waren niet alle deelnemers aanwezig en werden de lichenen niet genoteerd. Het bezoek aan de stuifzandheide ‘La Chambre’ te Mauregny-en-Haye, de tweede locatie, werd op zondag herhaald.

Op vrijdag verkenden we onder een stralende hemel de steengroeve La Chaouia en aanpalend bos te Oeuilly, een natuurreservaat ons aanbevolen door Adrien Messaen die verantwoordelijk is voor het wetenschappelijk onderzoek in de streek.

Foto 2. Klaas en Bernadette aan te werk in de steengroeve van La Chaouia (foto Daniel De Wit).

Ons eerste studieobject betrof de bomen waarbij Jean-Pierre bijna onmiddelijk de hand wist te leggen op Polycoccum slaptoniense (Foto 3) een parastiet met grote peritheciën die het thallus van Xanthoria parietina paars doet verkleuren.

Foto 3. Polycoccum slaptoniense op Xanthoria parietina (foto Gabi Sroka).

In de checklist (www.lichenology.info) wordt dit taxon vermeldt van slechts één enkele locatie in België. Uit Vlaanderen waar X. parietina één van de meest algemene soorten is werd P. slaptoniense zelfs nog nooit gerapporteerd. Veel steriele korsten werden ter plaatse chemisch getest door Bernadette. Een licheen met zwarte apotheciën groeiend op een Juglans kon niemand van ons met zekerheid thuis brengen. Meenemia dus. Na microscopisch onderzoek bleek het hier om Strangospora deplanata (Foto 4) te gaan.

Foto 4. Strangospora deplanata op Juglans (foto Gabi Sroka).

Op de bomen troffen we een eerder nitrofytische flora aan wat voer voor discussie was. Is dit omdat we ons in een kalkstreek bevonden waardoor de bomen met kalkstof geïmpregneerd worden of is dit terug te voeren op ammoniakvervuling vanuit de landbouw? De afwezigheid van veehouderijen, en dus van luchtvervuiling, deed ons tot het eerste besluiten. De kalkstenen wanden van de steengroeve en de her en der gelegen blokken steen waren niet bijzonder rijk aan soorten. Na het bezoek aan het plaatselijk kerkhof in Oeuilly begaven we ons terug naar de camping. Dank zij het initiatief van Angèle konden we, na de noeste arbeid, in La Besace, een maison d'hôtes in Sainte-Croix, genieten van een heerlijke maaltijd met tonijn, konijn, kaas en bosbessentaart.

Van vrijdag op zaterdag regende het de ganse nacht en ook bij het opstaan was het nog aan het miezeren wat weing goeds beloofde. Maar als bij wonder, eens we aan de abdij van Vauclair aangekomen waren, onze eerste excursieplaats van die dag, klaarde het op en bleef het zowaar de ganse dag droog. Voor we wel en goed uitgestapt waren konden we op de eiken van de parkeerplaats al de gele kleur van Chrysothrix candelaris waarnemen. En wie volgens Klaas deze soort ziet moet nadien ijverig beginnen te speuren naar soorten van de orde van Calicilales. En inderdaad al vlug zagen we Chaenotheca chlorella en een Calicium waarbij discussie ontstond of het C. salicinum (met bruine rand) dan wel C. glaucelum (met witte rand) was? Na verzamelen en thuis microscopisch nakijken kon bevestigd worden dat het C salicinum betrof. Maar daarnaast stonden ons nog andere bijzondherheden te wachten. Zo vonden we op es Chaenotheca brachypoda, Coniocarpon cinnabarinum en één exemplaar van Pertusaria albescens (met dank aan de proevers). Op berk stond veel Leptoraphis epidermis. En op een houten vuilnisbak ondekten we verschillende exemplaren van de niet alledaagse Caloplaca cerina. Dit alles troffen we aan voor we goed en wel de uit kalksteen opgetrokken ruïne van de abdij van Vauclair wisten te breiken.

Foto 5. Ruïne van de abdij van Vauclair (foto Daniel De Wit).

Op het gesteente konden we de hand leggen op jawel een fertiele Caloplaca granulosa (foto 6) en niet minder dan vier soorten van het geslacht Collema.

Foto 6. Fertiele Caloplaca granulosa (foto Leo Vanhecke).

Op de in het veld verkeerdelijk gedetermineerde Bacidia bagliettoana stonden tussen de apotheciën zwarte bolletjes die na microscopisch onderzoek bleken toe te behoren aan Stigmidium mycobilimbiae (Foto 7), een lichenicole fungus die leeft op Bilimbia sabuletorum

Foto 7. Stigmidium mycobilimbiae op Bilimbia sabuletorum (foto Gabi Sroka).

En nog was onze honger niet gestild en dus trokken we nog naar het heideveldje La Chambre in de gemeente Mauregny-en-Haye om wat Cladonia’s te spotten. Deze locatie was ons eveneens aanbevolen door Adrien Messaen dus waren we vol verwachting. Deze verwachting was nog versterkt door de verhalen van de deelnemers die op vrijdagnamiddag al een in de buurt gelegen heideveldje hadden bezocht en daar niet minder dan tien soorten hadden aangetroffen. Deze verwachtingen werden echter maar gedeeltelijk ingelost. De bomen bleken rijker dan de grond. Maar alles werd goedgemaakt toen Klaas de hand wist te leggen op Cladonia parasitica die daar weelderig op een stronk stond te pronken.

Op zondag verkenden we de kerk en kerkhof van Mauregny-en-Haye. Met veel van wat er stond hadden we al kennis gemaakt op de restanten van de abdij. Nieuw waren onder meer Diploschistes muscorum die Cladonia pocillum parasiteerde en een merkwaardige soredieuze Pertusaria (kringkorst) op baksteen. Deze laatste reageerde C-, P+ geel-oranje en K zwak gelig. De P reactie wees op P. excludens, de K reactie echter niet (geel doorkleurend naar rood). Wirth vermeld dat de K reactie bij in de schaduw groeiend soorten “zögernd” is wat vertaald kan worden als traag, aarzelend (Foto 8).


Foto 8. Petusaria excludens met reactie P+ geel-oranje (foto Leo Vanhecke).

Gezien de locatie kon spijtig genoeg geen materiaal ingezameld worden om absolute zekerheid te bekomen. Op de valreep wist Jean-Pierre nog Agonimia opuntiella te voorschijn te toveren (Foto 9).

Foto 9. Agonimia opuntiella (foto Gabi Sroka).

Op onze laatste locatie bezochten we het heideveldje La Rosière (Foto 10) dat eerder op donderdag bekeken was. Hierbij werden dezelfde soorten terug gevonden met als extra een exemplaar van Pertusaria coccodes op Quercus.

Foto 10: La Rosière (foto Daniel De Wit).

Om 12:00 uur stipt bliezen we de kaars uit van een succesvol weekend, zowel wat de deelnemers als de vondsten betrof, want alles moest nog ingeladen worden en een lange tocht terug aangevat.

Na ruggespraak met de lichenologen bij de lunch hebben we tevens wat ideeën gekregen om vol enthousiasme het weekend van 2017 nog beter te organiseren.

bottom of page