top of page

Inventarisatie van de lichenen op het kerkhof van Berchem en het openluchtmuseum Middelheim (IFBL C

In het kader van het atlasproject lichenen provincie Antwerpen werden op 17/06/2017 het kerkhof van Berchem en gedeelten van het openluchtmuseum Middelheim geïnventariseerd. Dat kerkhoven bijzondere plaatsen kunnen zijn voor lichenen werd nog maar eens aangetoond. Op het horizontale oppervlak van een aantal grafzerken, bestaande uit zuur gesteente, werden volgende interessante soorten genoteerd: Acarospora rufescens (Bleek steenschubje), Buellia ocellata (Dijkstrontjesmos, Figuur 1), Caloplaca subpallida (Bleek dijkzonnetje, Figuur 2), Lecidea fuscoatra (Gewone granietkorst, Figuuur 3), Polysporina simplex (Doolhofschijfje) en Porpidia soredizodes (Dunne blauwkorst, Figuur 4).

Figuur 1: Dijkstrontjesmos

Figuur 2: Bleek dijkzonnetje

Figuur 3: Gewone granietkorst

Figuur 4: Dunne blauwkorst

Het kerkhof van Berchem leverde ons op ditzelfde gesteente zelfs een soort die nieuw is voor Vlaanderen en die later in een aparte publicatie meer uitgebreid behandelt zal worden. Opmerkelijk is tevens dat het zure gesteente waarop deze soorten groeien in onbruik geraakt op de Vlaamse kerkhoven. Als dit gesteente verdwijnt gaan ook de lichenen die enkel daar op groeien verdwijnen. Soorten van verweerde kalksteen zoals Aspicilia calcarea (Plat dambordje), Caloplaca aurantia (Platte citroenkorst) en C. flavescens (Gelobde citroenkorst) werden eigenaardig genoeg niet aangetroffenen en dit ondanks de talrijke aanwezigheid van deze steensoort. Daarentegen werd er wel Staurothele frustulenta (Roze rivierkorst) op gevonden. Op één enkele grafsteen stond massaal de epifytische en zuurminnende Lecanora conizaeoides (Groene schotelkorst ), een fenomeen dat we ook eerder op andere kerkhoven in het Antwerpse hebben waargenomen. Op het beperkt aantal bomen konden 25 soorten genoteerd worden met als meest bijzonder een mooi exemplaar van Phlyctis argena (Lichtvlekje). Met het kerkhof waren we zoet tot aan het middagmaal. Er werden hierbij 70 soorten genoteerd, reeds voldoende voor de criteria van 70 soorten per uurhok. In de namiddag bezochten we een deel van het openluchtmuseum Middelheim. Op enkele goed belichte Paardenkastanjes vonden we twee exemplaren van het sterk achteruit gegane Hypogymnia physodes (Gewoon schorsmos) waarbij één exemplaar zich in zeer slecht toestand bevond. Op de overige bomen van het park vonden we weinig soorten omdat de meeste van hen in bosverband staan en daardoor sterk beschaduwd zijn. In een grasveld konden we op een jong boompje als bijzonderste soort een boombewonende Caloplaca (Citroenkorst) aan ons lijstje toevoegen. Omdat we in het veld niet konden bepalen of we te maken hadden met Caloplaca cerinella (Klein boomzonnetje) , C. cerinelloides (Geel boomzonnetje) of C. pyracea (Gewoon boomzonnetje) werd materiaal verzameld om microscopisch na te kijken. C. pyracea is, zoals de naam suggereert, het meest algemene boomzonnetje en is gekenmerkt door asci met acht sporen, een oranje schijf en een witte thallusrand rond de oranje eigenrand. Ook C. cerinelloides bezit acht sporen per ascus maar dooiergele apotheciën. C. cerinella heeft eveneens dooiergele apotheciën maar bezit asci met meer dan acht sporen wat in het meegenomen exemplaar het geval was (Figuur 5).


Figuur 5: Klein boomzonnetje

Vervolgens bekeken we een aanplant van jonge Prunus met als bijzonderste soort Arthonia punctiformis (Twijgvlekje) en één exemplaar van Lecanora horiza (Donkere schotelkorst). Een betonnen constructies leverde ons nog als nieuw voor die dag, de aanwezigheid van talrijke exemplaren van Protoblastenia rupestris (Rode kalksteenkorst). De bomen in het aan de andere kant van de weg gelegen gedeelte van het Middelheimmuseum waren eerder lichenenarm tot we op enkele goed belichte eiken een exemplaar van Parmelia saxatilis (Blauwgrijs steenschildmos) en enkele apotheciën van Coenogonium pineti (Valse knoopjeskorst) aantroffen. Op de rij esdoorns die we vervolgens inspecteerden konden we als extra soorten nog Diploicia canescens (Kauwgommos) en Melanelixia glabratula (Glanzend schildmos) noteren. Met 103 soorten (100 lichenen en drie lichenicole fungi) kan dit zeker een zeer geslaagde inventarisatie genoemd worden.


bottom of page