top of page

Met de VWBL naar Raversyde op 1/04/2017 (IFBL-km hok C1.23.32)


Foto 1. Korstmossen maken mensen gelukkig. (Foto Karin Wouwman).

Op een iets of wat kille maar toch droge dag bezochten we op 1/04/2017 met wel tien belangstellenden het domein Raversyde te Oostende op zoek naar lichenen. De inventarisatie gebeurde in het kader van de opmaak van een natuurbeheerplan voor het provinciaal domein Raversyde door studiebureau Greenspot in opdracht van de Provincie West-Vlaanderen. Op dit domein zijn heel wat oorlogsrelicten van WOII (Atlantic wall) aanwezig. Aangezien we in de eerste plaats in de begroeing van deze relicten geïnteresseerd waren begon onze inventarisatie met de bakstenen muren van een open loopgraaf. Nadat de sleutel voor steenbewonende soorten uitgedeeld was begonnen we aan onze identificaties. Een abundant aanwezig licheen met wit thallus en zwarte apotheciën waarvan sommige exemplaren grijs berijpt zijn plaatste de deelnemers al direct voor een serieuze boterham. Een iemand opperde met veel aarzeling de naam Cementkorst (Diplotomma alboatrum) maar dat was toch een schot in de roos. Omdat er ook een vorm bestaat met viercellige sporen (D. epipolium) werd een stukje verzameld. Microscopisch nazicht bevestigde dat het hier inderdaad om D. epipolium ging maar de veldgids korstmossen (van Herk & Aptroot 2004) vermeld dat het niet zeker is dat dit een aparte soort naast D. alboatrum betreft. Citroenkorsten (Caloplaca’s) waren er vele en ze waren niet steeds gemakkelijk van elkaar te onderscheiden. Gelobde citroenkorst (Caloplaca flavescens) bleek helemaal niet zo wasachtig dan hij volgens de sleutel werd verondersteld te zijn, maar vrij sterk berijpt, een kenmerk dat volgens de veldgids korstmossen (van Herk & Aptroot 2004) eigenlijk afwezig zou moeten zijn. Invloed van het zeeklimaat? Af en toe werden we ook geconfronteerd met gelei- en zwelmossen die her en der in de voegen van de muur hun plaatsje opeisten. We meenden zowel Muur- als Kalkzwelmos (Leptogium turgidum en L. schraderi) te kunnen onderscheiden maar waren toch niet steeds 100% van elke exemplaar overtuigd. Ook Bolletjesgeleimos (Collema fuscovirens) vergde langdurig en zorgvuldig observeren om de bolletjes (bolronde isidiën) te kunnen zien. Een bleekgele citroenkorst met ook wittige gedeelten konden we niet anders dan Caloplaca limonia benoemen. Deze is nog niet gedoopt met een Nederlandse naam. Geelwitte citroenkorst lijkt een passende benaming (Foto 2).

Foto 2. Caloplaca limonia (foto Gabriela Sroka, APM)

Boven op de muur van de loopgracht konden we nog twee soorten aan onze lijst toevoegen: Zwarte schotelkorst (Tephromela atra) en Grijsgroene steenkorst (Lecidella scabra). Nog hadden we er niet genoeg van en voor het middageten bekeken we een houten loopbrug. Ook deze plaatste ons nogmaals voor een taxonomisch probleem. Een geelgroene korst met apotheciën met een geelgroene rand en een C+ oranje reactie van het thallus bracht ons tot Twijgschotelkorst (Lecanora confusa), een nog niet met zekerheid uit België opgegeven licheen. Aangezien we het niet konden verzamelen om het grondig te onderzoeken plaatsen we deze determinatie onder de noemer Lecanora cf. confusa (Foto 3).

Foto 3. Lecanora confusa (Twijgschotelkorst) (foto Gabriela Sroka, APM)

Na de middagpauze op een bank in de zon bekeken we het struikgewas, vooral bestaande uit abeel met enkele verspreid staande hoge bomen aan het westelijk uiteinde van de Batterij Aachen. Al snel werd ons een keur aan schriftmossen (Opegrapha’s) voorgelegd waarvan de meeste recent aan een ander geslacht toegewezen werden. We zagen Kort schriftmos (Alyxoria varia), Zwart schriftmos (Arthonia atra) en Verzonken schriftmos (Pseudoschismatomma rufescens). Van een mogelijks 4de, 5de en 6de soort werd materiaal verzameld en nadien microscopisch onderzocht waarbij (Opegrapha niveoatra en O. vulgata) als extra soorten naar voor kwamen. Ook het sinds een tiental jaar sterk toegenomen Isidieus vingermos (Physcia clementei) was van de partij. Maar de meest interessantste vondst moest nog komen. Op één enkel populier stonden drie soorten takmos (Ramalina): Melig takmos (R. farinacea), Trompettakmos (R. fastigiata) en één heel mooi ontwikkeld exemplaar van Waaiertakmos (R. lacera) of Breed takmos (R. canariensis) (Foto 4).

Foto 4. Ramalina lacera (Waaiertakmos). (Foto Leo Vanhecke)

Omdat we, ondanks het herhaaldelijk nalezen van wat er in Sleutelen met lichenen (Vermeulen s.d.) en de veldgids (van Herk & Aptroot 2004) over deze twee soorten vermeld wordt, niet tot een overtuigende determinatie konden komen, werd een stukje afgesneden om de chemische kenmerken hiervan te achterhalen. Onder de UV lamp trad geen wit verkleuring op waardoor we tot Waaiertakmos besloten. Na het bos stond nog één enkele bunker op het programma. Hierop werd Zuidelijke citroenkorst ( Caloplaca albolutescens) in grote aantallen aangetroffen in het gezelschap van de erop gelijkende Witte citroenkorst (C. teicholyta) zodat een goede vergelijking mogelijk was. Moe maar zeer voldaan, zowel door het groot aantal deelnemers alsook door de vele bijzonderheden die we mochten aanschouwen, reden we terug naar huis.

Thuis vonden we tussen het meegenomen materiaal nog Telogalla olivieri, een lichnicole fungus zonder Nederlandse naam op Xanthoria parietina (Groot dooiermos) (Foto 5).

Foto 5. Telogalla olivieri op Xanthoria parietina (Groot dooiermos) (foto Gabriela Sroka, APM)


bottom of page