top of page

Lichenologisch verslag weekend Belval-en-Argonne van 3-6 september 2015.

Voor ieder van ons was het op donderdag 3 september 2015 een lange rit naar Belval-en-Argonne, de uitvalbasis voor ons jaarlijks VWBL-weekend, althans voor wat de lichenologen betreft. De reden voor zo’n verre verplaatsing? Eén van onze leden, Koen Verhoeyen, is kind aan huis in de streek. Hij komt hier al meer dan 25 jaar regelmatig op bezoek en wist ons te verleiden met zijn verhalen over de rijke bossen met Lobaria’s. Die moesten we toch eens gezien hebben. Na de lekkere quiche, gemaakt door Micheline, konden we ons niet langer inhouden om de tegenover de woning gelegen ongekuiste kerk, met aanpalend kerkhof en kerkmuur, met onze Lichen candelaris te bekijken. Het was intussen al aardig donker geworden. Op de kerkmuur en de kerk zelf vonden we onder meer, de in de streek algemene, maar in Vlaanderen zeer zeldzame, Caloplaca variabilis (Donkere citroenkorst), Dirina stenhamarii (Kerkmuurkorst), Hymenelia prevostii (Roze kalkporie) en Placynthium nigrum (Zwarte grafkorst). We zagen ook al enkele soorten die we microscopisch moesten bestuderen. Dat zou dan best iets voor vrijdag zijn.

Koen had ons donderdag al een korte introductie gegeven omtrent Belval-en-Argonne, waarbij de vooroorlogse gewoonte, bij de autochtone inwoners, om ’s avonds met de kippen op stok te gaan ten berde kwam. Vandaag, vrijdag, werden hun beweegreden overduidelijk gedemonstreerd. De plaatselijke beiaardliefhebbers kwamen namelijk al om 6 uur eindeloos aan hun trekken. Wat maakt dat we reeds vroeg, letterlijk en figuurlijk, klaar waren voor het kerkhof. Het klokkengeluid liet ons anderzijds dan ook wel toe om de andere geluidsbron, het doorspoelen van het wc, zonder gêne te gebruiken. Koen als gastheer en Dries als gastdocent zorgden, klaarwakker, aan de straatoverzijde,bij de kerkhofmuur voor een eerste vraagstelling. Op de bovenzijde was er een dominante aanwezigheid van een ‘grijze Lecanora muralis’. Groot rozetvormige thallus met smalle samenvloeiende radiale lobben. Maar het helder tot donkergrijs thallus en de donkerbruine tot zwarte apotheciën maakten dat het om Lobothallia radiosa (syn. Aspicillia radiosa, Gelobd dambordje) ging. Een ecologisch wat veeleisender licheen dat enkel op natuurkalksteen haar gading vindt en boven de Maas en Samber dus amper te vinden is. En we bleven ons verbazen want naast de bij ons, in de lage landen, soms al eens voorkomende Protoblastenia rupestris (Rode kalksteenkorst) dat zowel op natuurlijke zandsteen als op kalkhoudende steen of beton voorkomt was P. calva de tweede nieuwkomer. Beiden licht tot donkeroranje bolle apotheciën maar bij P. calva is het thallus volledig in de kalksteen verzonken. De hele voormiddag waren we met het kerhof zoet omdat er bijna het hele kalkminnende soortengamma aanwezig was. Collema fusciovirens (Bolletjes-geleimos), Placynthium nigrum, Bagliettoa calciseda Witte kalkstippelkorst), Caloplaca variabilis, Candelariella medians (Gelobde geelkorst), Lecanora semipallida (Kop-en-schotelkorst) en Xanthoria calcicola (Oranje dooiermos) waren zo vriendelijk om voor onze lenzen te poseren. Intussen had zich ook Jean-Pierre Duvivier bij ons vervoegd.

Gezien zowel de bryologen als de lichenologen aan het weekend deelnamen had het bestuur geregeld dat zowel de lunch als het diner gezamenlijk kon doorgaan. Op de middag kwamen de bryologen op het grasperk, bij de lichenologische site, de baguette met bijhorende worst degusteren en ’s avonds zakten de lichenologen af naar een iets luxueuzere plaats om het diner te savoureren.

‘s Namiddag stond het ‘Natuurpuntmeer’ van Belval met zijn omliggend bos op het programma. Was het nu het uur van de siesta of het onchristelijke vroege uur van ontwaken,maar een eerste extraatje, de tuin van Koen waar een mysterieuze Flavopunctelia flaventior (Oosters schildmos) zou staan, was een wishful thinking, en aan een tweede intermezzo bleven we plakken, een picknicktafel waarop een ware lichenenmaaltijd voorgeschoteld werd met lekkere peertjes als dessert.


Uiteindelijk konden enkel de dreigende luchten en een beloofde verrassing van Koen ons in beweging zetten om de epifyten te bewonderen. Verschillende Pertusaria’s (Kringkorsten) met de nodige smaaktest, Caloplaca cerina, Graphis (Schriftmos) met de vraag of de lirellen nu open en al of niet berijpt zijn, brachten ons naar Usnea’s (Baardmossen). Maar de verassing was eigenlijk Cetrelia olivetorum, een soort van goed bewaarde en vochtige bossen (www.lichenology.info)

Moe en klaar om de nodige douche te nemen keerden we terug naar onze gite dat een oud schooltje bleek te zijn en dus de nodige sfeer en ruimte bood om met bino en microscoop wat te determineren.

Op zaterdag 5 september werden we weer om 6u gewekt door het plaatselijk klokkengeluid. Zouden we weer een droge dag krijgen? Op het programma stonden de plaatselijke bossen. Om 9u vertrokken we naar Forêt de Lisle in Sommeilles. Eerst bekeken we twee houten weidepalen, goed voor 17 streepjes op de lijst. Daarna kwam een grote eik aan de beurt met o.a. mooi ontwikkelde Calicium salicinum (Bruin boomspijkertje). Onze eerste Lobaria pulmonaria (Longenmos) kregen we kort daarna te zien, alsook een tweede vondst van Cetrelia olivetorum en, compleet onverwacht, een exemplaar van Arthonia cinnabarina. Tegen 12 uur begonnen de magen te knorren en keerden we terug voor het middagmaal. Terwijl we na het eten nog even stonden te wachten op Koen bekeken we één van de buitenmuren van zijn woning. Op de houten lijsten bleek massaal Chaenotheca phaeocephala voor te komen.


De locatie van Chaenotheca phaeocephala

s’ Namiddags, op het kerkhof van Vaubecourt vonden we, nieuw voor het weekend, ondermeer een derde soort Protoblastenia, namelijk P. incrustans naast Leptogium pulvinatum, Xanthoparmelia protomatrae (Groot dijkschildmos) en X. pulla (Donkerbruin dijkschildmos).

Om de dag af te sluiten reden we nog even naar het kerkhof van Laheycourt om Flavopunctelia flaventior en Squamarina cartilaginea (Valse muurschotelkorst) te bekijken. Voor de eerste hoefden we niet lang te zoeken want hij bleek ook te staan op een linde bij de ingang van het kerkhof. We noteerden nog Xanthoparmelia conspersa (Granietschildmos) en verzamelden weer enkele stalen. Dat zal voor thuis zijn want van het geplande microscopisch werken was, gezien het aanhoudende droge weer, niet veel in huis gekomen.

Op zondag 7 september bracht Koen ons eerst naar een populierenbos waar, behalve een tweede exemplaar van Caloplaca cerina, niet zo heel veel bijzonders gevonden werd. Het bos in Belval-en-Argonne nabij étang la Dame had daarentegen heel wat meer te bieden. Het meest bijzondere, en voor alle aanwezigen een nieuwigheid, was de talrijke aanwezigheid van Arthonia elegans. Een mooie vondst om een geslaagd weekend af te sluiten.


Deelnemers: Daniel De Wit, Jean-Pierre Duvivier, Jacques Haine, Maaike Vervoort, Dries Van den Broeck, Leo Vanhecke, Koen Verhoeyen.


.

bottom of page